|
|
|
|
|
|
Het
Chabohaantje in "de Hoenderhof" van
Jan Steen |
|
-
vervolg - |
|
|
|
Inmiddels
is Steens haantje voldoende beschreven.
Niettemin behoeven echter de
kopversierselen van dit
zeventiende-eeuwse hoen nog nadere
aandacht, want daarmee komt een beter
begrip van zaken in beeld omtrent de variėteitbenoeming
ervan. |
Zoals
duidelijk is waar te nemen, is het
kopversiersel van Steens haantje zeker
geen enkele of staande kam, maar veeleer
een blader- of vlinderachtige kroon- of
bekerkam. Het is, zoals hierboven nog
eens is te zien, in ieder geval een
totaal verschillende weergave dan die in
de al eerder vernoemde tekening uit de
vorige eeuw. |
Mede
daarom wordt het nu tijd eens te zien
welke andere variėteiten hoenders in
Steens hof rondschar- relen. |
Allereerst
richten we de aandacht op een ander
kipje temidden van de schare hennen centraal in
het schilderij, de verificatie van de
naamgeving ervan. |
|
|
|
Volgens
sommigen staat hier de wederhelft van
Steens haantje afgebeeld. Als eerste
indruk qua vorm en kleurslag treft dat
beslist en ook de plaats in de algehele
hoendercompositie -twee hanen dominant
in beeld aan weerskanten van de bijeendrommende
hennen in het midden- als
intern herhaalde triptiek, als repetitie
van de centrale compositie van de twee
mannen met het meisje als lichtend
middelpunt of schone aantrekkelijkheid
waar al het licht naar toe stroomt, geeft daartoe alle aanleiding, maar er
zijn veel verschillen en niet in de
laatste plaats kan bovendien betwijfeld
worden of dit hoen, zoals het is
afgebeeld, wel echt van het vrouwelijk
geslacht is. In ieder geval toont dit
kipje geen intermediaire kinlelvorm,
maar een heuse baard en zodanig heeft het
onbetwistbaar alle schijn van een (kuif)baardkriel.
Ook de overige
kopversierselen zijn trouwens zo
uitbundig dat ze eerder een haan dan een
hen toegeschreven kunnen worden.
Bovendien zou het zo de
hoendercompositie op zich idealiter, als
hernieuwde, maar inversieve
compositorische herhaling en conform de gangbare opvattingen in die
tijd over seksuele dimorfie,
daadwerkelijk vervol- maken. Het zou trouwens ook
meer overeenstemmen met het gangbare
hoendergedrag. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Dat
dit krieltje een volle baard heeft, het 'grote' verschil
met Steens haantje, wil natuurlijk niet
zeggen dat het niet ook een Chabo kan zijn, maar eerlijk
gezegd zijn er toch iets te weinig kenmerken zichtbaar
in de algehele verschijningsvorm om met kracht daartoe
te besluiten. Interessanter nu echter is het
kopversiersel van dit hoentje. Opnieuw is een
intermediaire vorm te zien tussen een enkelvormige kam
en een kroon- of bekerkam met een (aanzet van een) kuif.
Dit ook geeft alle aanleiding tot het vermoeden dat ook deze
kriel, evenals Steens haantje, niet Chabo fokzuiver is volgens
onze hedendaagse begrippen. Een vermoeden dat wordt
gestaafd door de overweldigende aanwezigheid van de vele
baardkuifhoenders op het schilderij en de praktijk van
bastaarderingfok.
|
|
|
|
De
baardkuifhoenders op het schilderij laten overigens ook
nog immense sierveren aan de poten zien. De fascinatie
voor overvloedige bevedering was kennelijk grote mode in
die dagen, getuige ook andere contemporaine stukken over
gevederte wezens zoals van Gijsbert en Melchior
Hondecoeter.
|
Of alle dieren
zelf enkel vanwege hun esthetische aanschijn een grote
belangstelling van Jan Steen genoten, is echter niet met
zekerheid te zeggen. Ook in zijn ander werk is, zoals
bekend is, de focus steeds gericht op de levendigheid
van het tafereel. Dit stuk maakt daarop geen
uitzondering. Het artistieke leidmotief is veeleer
'beweging' (en natuurlijk de interesse in het schone
geslacht) dan alleen maar de kippen in een kasteeltuin.
|
'klik'
hier voor het vervolg...
|
|
|
|
|
|
|
|
|
[klik
op de betreffende plaatjes (of op deze link) voor weergave
van het schilderij, ter referentie] |
|
[
Startpagina
> de C.L.C. >
de
Chabo
> de
Chabo, Chabo's in Nederland
> noot
> (noot)
vervolg-1
>
(noot) vervolg-2
] |
|
|
|
|